Troost in Bachs koraalcantates

Op 1 december 2020 promoveerde Lydia Vroegindeweij aan de Universiteit Utrecht op het thema ‘Troost bij Luther en Bach’. De troostende waarde van het kerklied staat in haar onderzoek centraal. Bovendien blijkt er een speciale relatie te zijn tussen de eerste liederen van Martin Luther en zijn tijdgenoten uit 1524/25 en de koraalcantates van Johann Sebastian Bach uit 1724/25. In dit artikel doet zij verslag van haar onderzoek.

Troostende liederen

“Het komt vaak voor dat zelfs mensen die de Bijbel goed gelezen hebben, eerder een liedtekst dan een Bijbeltekst te binnen schiet bij situaties van ziekte of andere narigheid. Een lied is immers door rijm eenvoudig te onthouden. Bovendien doen geliefde liederen veel om het verdrietige gemoed te verlichten. Zo bereikt het woord van God direct het hart. Speciaal de liederen van Luther hebben deze kracht.” Het zijn deze woorden van Johann Martin Schamel (1668-1742), samensteller van het Naumburgisches Gesangbuch uit 1712, die helder verwoorden wat de relatie is tussen het kerklied en troost. Het vertrouwde liedrepertoire begeleidde mensen hun hele leven en vormde zo een bron om uit te putten als je tegenslag ontmoet en troost zoekt. De liederen van Luther namen daarin voor velen een speciale plaats in. Zijn tot geloofslied bewerkte vertaling van Psalm 130, Aus tiefer Not schrei ich zu Dir, was zeer geliefd als troostlied in allerlei omstandigheden.

Johann Martin Schamel, ‘Evangelischer Lieder-Commentarius’ (1724) – frontispice.

Luthers ‘Troostrecepten’

Voor Luther kwam troost rechtstreeks voort uit het geloof, uit vertrouwen op de belofte van God dat je ziel gered is door genade, de verzoening die door Christus tussen God en mens is bereikt. Luther was zelf zeer getroost door dit inzicht, dat hij ontleende aan Romeinen 1:17. Hij zag de taak om te troosten bovendien als de voornaamste opdracht van de theologie; het woord Seelsorge (zielzorg) is door hem bedacht. In persoonlijke brieven en algemene geschriften verwerkte hij zijn inzichten tot ‘troostrecepten’ voor allerlei situaties. Samengevat zijn er twee hoofdlijnen in deze recepten. In alle gevallen lijden mensen aan een vorm van geloofstwijfel (Anfechtung). Voor sommigen komt dat voort uit angst voor het lot van de ziel na de dood. Zij kunnen vooral worden getroost door steun in geloofsopvoeding, door te leren hoe te vertrouwen op God en te herkennen waar geloof te vinden is. Voor anderen is er behoefte aan troost omdat zij lijden aan een situatie tijdens het leven, zoals ziekte, armoede, oorlog of het verlies van een dierbare. Zelfs al was het geloof voor hen eerder helder, dan is het zicht erop vertroebeld door de narigheid. Zij worden geholpen door het beeld van Christus opnieuw op te roepen in hun herinnering. Liederen van Luther en tijdgenoten gaan hierover.

Luther zag troosten als voornaamste opdracht van de theologie

Luthers liederen in de tijd van Bach

Bijna 200 jaar later, begin 18e eeuw, ontstonden er andere liederen. De barok wilde meer uitdrukking geven aan heftige emoties, wat in het geloofsleven tot uitdrukking kwam in veel nieuwe boeteliederen en in een mystiek verlangen naar de eenwording met Christus na de dood. Liederen uit de begintijd van de Reformatie raakten wat gedateerd. Verouderde woorden werden niet altijd meer goed begrepen en de compacte poëtische taal was niet voor iedereen toegankelijk. Bovendien waren oorspronkelijke teksten soms aangepast door andere stromingen of spottend verminkt op straat en in de kroeg. Maar de orthodox-lutherse theologen bleven overtuigd van de troostende waarde en spanden zich daarom vanaf 1700 in om de oorspronkelijke liederen te behouden. Het vakgebied van de hymnologie kwam in deze tijd tot ontwikkeling en men putte zich uit in discussies over liederen in net opgerichte wetenschappelijke tijdschriften. Voor de orthodox-lutherse hymnologen stond vast dat de liederen behouden konden worden door een betere uitleg te geven en ze schreven daarvoor gezangboek-commentaren. Ook werden oorspronkelijke uitgaven van de eerste lutherse liedbundels opgespoord en opnieuw uitgegeven. In verschillende Duitse steden zoals Magdeburg en Hannover is zelfs met festiviteiten aandacht besteed aan het 200-jarig jubileum van de Luther-liederen in 1724. Toch was dat jubileum vooral een publicitaire impuls, want de inhoudelijke doelen strekten verder.

Liedcommentaren

Eén van de toonaangevende hymnologen was de genoemde Schamel (of Schamelius) uit Naumburg. Hij publiceerde werken, waarin hij zeer gedetailleerd per liedstrofe de onduidelijkheden uitlegt, onderbouwd met verwijzingen naar Bijbelpassages. Uit mijn onderzoek blijkt dat zijn uitleg soms letterlijk terug te vinden is in de koraalcantates van Johann Sebastian Bach. In deze jaargang die Bach schreef in zijn tweede ambtsjaar in Leipzig, staat telkens een lied centraal, met name uit de 16e en begin 17e eeuw. De tekst van de eerste en laatste strofe worden ongewijzigd gezongen, maar de tussenliggende strofen zijn omgewerkt tot nieuwe aria’s en recitatieven, een muzikale vorm die ook gebruikt werd in de moderne opera, zeer populair in die tijd. In de teksten van deze delen is niet alleen veel terug te vinden van Schamels uitleg bij het lied, maar ook van Luthers uitleg over de Bijbelteksten waar Schamel naar verwijst. Die uitleg is te vinden in de Bijbel met commentaar die door Abraham Calov was samengesteld. Met deze zogeheten Calov-Bijbel was Bach bekend. Vanaf 1733 had hij deze zelf in bezit en voorzag hij zijn exemplaar van interessante aantekeningen.

Bachs koraalcantates dienden een educatief doel: correcte uitleg van de liederen

partituur sopraanpartij van deel 4 van de cantate ‘Aus tiefer Not schrei ich zu dir’ (BWV 38)

Het geloof benadrukt

De aanpassingen van de liedteksten in de cantates komen overeen met de kritiek van de orthodox-lutherse theologen op het geestelijk leven uit het begin van de 18e eeuw, zoals de vervlakking van de boetvaardigheid en de hang naar mystieke teksten.  Op veel plekken wordt in de cantates het woord Glaube toegevoegd, waar dat in de liedtekst ontbreekt. Een voorbeeld is Wie schön leuchtet der Morgenstern (BWV 1), een lied waarin de bruidsmystiek voorkomt. In strofe 4 van Philipp Nicolai’s lied staat: “Nimm mich freundlich in dein Arme, daß ich warme werd von Gnaden”. Schamel stelt bij ‘nimm mich’ : “Weg mit unreinen, bösen, fleischlichen Gedancken bey dieser heiligsten Umarmung Christi und seiner Braut, der gläubigen Seele!” In de cantate (deel 4) is de regel veranderd in “der uns von Ewigkeit bestimmt und unser Glaube zu sich nimmt”.

Luistervoorbeeld: Cantate Wie schön leuchtet der Morgenstern (BWV 1), deel 4. Ton Koopman & Amsterdam Baroque Orchestra and Choir.

Boetvaardigheid

Een ander voorbeeld is de uitleg van de gewenste boetvaardigheid in Herr Jesu Christ, du höchstes Gut (BWV 113). De liedtekst spreekt van veel “Pfeile” die het gemoed kwellen. Schamel benadrukt in zijn uitleg dat die pijlen gezien moeten worden als stimuli conscientiae, zij moeten de mens bewust maken van zijn gewetensnood. Lezen we zijn verwijzing naar Job 6:4 in de Calov-bijbel, dan maakt ook Luthers uitleg duidelijk dat pas dan boetedoening kan volgen en troost ervaren kan worden. In Bachs muziek horen we in de eerste cantatedelen de pijlen prikken in felle 16e noten van de viool, in deel 3 wordt ook de zanger het zich bewust, waarna de rust met de beloofde troost komt: “Wenn mir dein Wort nicht Trost verspräche”. Dit zijn slechts enkele voorbeelden van de manier waarop lieduitleg in cantatevorm wordt gegeven.

Luistervoorbeeld: Cantate Herr Jesu Christ, du höchstes Gut (BWV 113), Ton Koopman & Amsterdam Baroque Orchestra and Choir.

Dubbel jubileum in het verschiet

Concluderend kan worden gesteld dat Bachs koraalcantates nauwkeurig aansluiten bij de theologische opvattingen van Luther en veel minder bij de taal en theologie uit de barok. Bovendien wijst veel erop dat Bachs jaargang in 1724/25 paste in een herdenkingsjaar waarin 200 jaar Luther-liederen leidde tot een revival van het lied uit de begintijd van de Reformatie. We hebben dus nog een paar jaar om ons voor te bereiden op een troostrijke herdenking van 500 jaar Lutherliederen en 300 jaar koraalcantates!


Lydia Vroegindeweij, ‘Troost bij Luther en Bach, theologie, kerklied, cantate’ (isbn 9789083094700) is uitgegeven bij www.vreducom.nl. Prijs € 29,50.

Dit artikel verscheen in het tijdschrift Laetare, jaargang 37, nummer 1, februari 2021. p. 12-15.

Heel veel dank!

Beste vrienden en vriendinnen,

Hadden we op 1 december een ‘normale’ promotieplechtigheid gehad, dan had ik alle aanwezigen tijdens de receptie nog wat persoonlijke woorden van dank kunnen toedichten. Aan mijn promotor, professor Albert Clement, voor zijn vertrouwen in mijn plan dat slechts met ‘ein Trostwort’ begon, aan de voorzitter van de plechtigheid, professor Henk Tieleman, die mijn afstuderen in 2006 al begeleidde, aan de commissieleden die mijn proefschrift nauwkeurig hebben bestudeerd en mij daarover gedegen aan de tand voelden. En natuurlijk aan alle genodigde vrienden voor hun onmisbare steun tijdens de jaren van onderzoek, voor de aanmoedigingen op weg naar de afronding, voor de aanwezigheid in de zaal. Maar het is 2020 en dus ging het anders…..

En dus …. werd mijn promotie een intieme plechtigheid met twee hoogleraren, twee paranimfen en twee gasten persoonlijk aanwezig in de bijzondere Senaatszaal van de Universiteit Utrecht. De commissie waarvoor ik mijn proefschrift mocht verdedigen, toevalligerwijs heet zo’n commissie ‘de corona’, mocht vanwege die andere corona niet aanwezig zijn. Maar wat een zegen dat we over zoveel online technieken beschikken, dat hun vragen en mijn antwoorden over de wereld uitgewisseld konden worden. En bovendien prijs ik mij gelukkig, dat het juist door deze technische maatregelen voor zovelen van mijn familie, vrienden, en geïnteresseerden nu ook mogelijk was mee te kijken, eveneens over de hele wereld.

En dus …. zit ik hier tussen een zee van bloemen, kaarten, en puilt mijn mailbox uit van lieve felicitaties! Op mijn sociale media-accounts ben ik overspoeld met felicitaties. Wat een warm onthaal! Heel veel dank aan jullie allen!
Mijn lieve paranimfen Diederiek van Loo en Ellen van der Sar hebben zelfs nog een speciale actie ondernomen waar veel vrienden aan hebben bijdragen en waardoor ik, met anderen samen, kan gaan genieten van live muziek, zodra dat weer mogelijk is. Bovendien belangrijk omdat we zo de cultuursector ook weer een beetje kunnen helpen. Wat een prachtig cadeau! Ik dank deze gevers graag binnenkort nog persoonlijk, en natuurlijk iedereen, die op welke manier dan ook deze dag onvergetelijk heeft helpen maken.

En nu …. geen zwart gat om in te vallen! Wie mij langer kent, weet wat de rode draad in mijn carrière is: kennis vergaren, om die daarna weer te delen. Als er één onderwerp is dat zich daarvoor leent, is het wel mijn onderzoek naar Troost bij Luther en Bach. De eerste uitnodigingen voor artikelen en presentaties liggen er al, maar ik ben ook bezig met een breder plan om ervoor te zorgen dat het herdenkingsjaar 2024/2025 met 500 jaar Lutherliederen en 300 jaar koraalcantates van Bach niet ongemerkt voorbij zal gaan.

Ik wens je voor nu een troostrijke adventstijd en bedank je nogmaals hartelijk voor de geweldige gelukwensen!

Hartelijke groet,
Lydia

Eeuwigheidszondag

Predella Predigt

Eeuwigheidszondag. Een moment om namen te koesteren. Maar een schilder als Lucas Cranach (de oudere) zorgde ervoor dat ook gezichten troostrijk gekoesterd werden. Op dit onderste deel (de predella) van het altaarstuk uit 1547 in de stadskerk St. Marien in Wittenberg wijst Luther op het beeld van de gekruisigde Christus, centraal in het beeld. Twee jonge gezichten kijken echter niet naar Christus, maar naar de toeschouwer. Zij zijn al opgenomen in Gods geborgenheid. De afgebeelde jongeren zijn hoogstwaarschijnlijk Cranachs jong gestorven zoon Hans en Luthers dochtertje Magdalena, die op 13-jarige leeftijd overleed.

Luther schreef voor haar dit grafschrift in 1542:

“Ich, Lena, Luthers liebes kindt,
Schlaff hie mit allen heiligen glindt
Und lieg in meiner rueh und rast.
Nu bin ich unsers Gottes Gast.
Ein kindt des todts war ich zwar,
Aus sterblichem samen mich mein mutter gebar,
Itz leb ich und bin reich in Gott.
Des danck ich Christi blutt und todt.”

(Bron: WA TR 5, 186 (Nr. 5490c))

Martin Luther’s Sermon, detail from a triptych, 1547 (oil on panel) by Cranach, Lucas, the Elder (1472-1553); Church of St.Marien, Wittenberg, Germany.

En dit is het boek!

Tijd voor de onthulling van het omslag van mijn proefschrift. Zo ziet het eruit. Met daarin verwerkt fragmenten van de standbeelden van Luther (in Dresden) en Bach (in Leipzig). Zowel Luther als Bach ontwierpen een eigen embleem. Ook die kregen een plek op dit omslag, ontworpen door Angela Damen van Studio Michelangela in Utrecht.

Proefschrift gedrukt

Het wordt steeds echter. Het proefschrift is gedrukt (het omslagontwerp blijft nog even een verrassing). De aankondiging is in de agenda van de Universiteit Utrecht opgenomen. Alle vinkjes op het dashboard waarvoor ik iets moet doen zijn nu groen. Nu nog hopen dat de virusmaatregelen zo blijven, dat er in elk geval op 1 december een promotie in levende lijve kan plaatsvinden, al is het ook met een klein gezelschap. De andere belangstellenden mogen meekijken via een livestream. We hopen er het beste van.

Ganzenveer

Toch jammer dat de Universiteit Utrecht niet aan stellingen doet bij promoties. Van het feit dat Luther en Bach kennelijk met hetzelfde merk ganzenveer hun werken schreven, had ik wel een leuk stukje bewijslast kunnen maken.?

Het Luther-poppetje had ik al in bezit sinds het Lutherjaar 2017. Eén van mijn beoogde paranimfen voor 1 december verraste mij gisteren met het Bach-exemplaar. Mooi setje!

Een datum!

En toen was er weer een stap gezet. De groene vinkjes op het dashboard van mijn PhD-pagina worden steeds talrijker. De leescommissie is positief en dus staat niets de promotieplechtigheid meer in de weg. Ook de datum is bekend: dinsdag 1 december 2020 om 14.30 uur is het zover. Dan mag ik mijn proefschrift in het openbaar verdedigen. Nog wel even afwachten natuurlijk wat tegen die tijd de spelregels zijn in verband met de virus-problematiek. Maar ook als er weinig publiek bij mag zijn in de zaal van het Academiegebouw van de Universiteit Utrecht is er gelukkig een livestream mogelijk, zodat er op afstand meegeleefd kan worden. Nu eerst maar eens aan de slag met de afronding van de publicatie.

Proefschrift klaar!

Met een wat verdwaasd gevoel zit ik nu in mijn studeerkamer. Gisteren is mijn proefschrift goedgekeurd door mijn promotor. Het is klaar! Na veel jaren werk, soms wat taai, maar meestal met veel plezier. De leescommissie mag nu gaan beoordelen of mijn promotor goed heeft geoordeeld. In de bevestigingsmail uit het registratiesysteem van de Universiteit Utrecht staat het mooi verwoord: “De (co-)promotoren hebben in MyPhD aangegeven dat zij van oordeel zijn dat uw manuscript “Troost bij Luther en Bach” aan alle te stellen academische eisen voldoet, kan gelden als een toereikende proeve van bekwaamheid voor het zelfstandig beoefenen van de wetenschap en kan worden voorgelegd aan een beoordelingscommissie.”

Ik kan dus nu gaan ‘afkicken’ van mijn reis. De stapels boeken en artikelen in mijn studeerkamer, waarvan ik feilloos weet wat in welke stapel ligt, kan ik nu gaan opbergen in een duurzamer naslagsysteem. De aanwas van verworven boeken krijgt een definitieve plek in de boekenkast. Het is bijna een rituele klus, een persoonlijke rite de passage. Om het hoofd leeg te maken voor de laatste opgave: het bedenken van een mooi omslag. Het ruwe idee is er, de uitwerking volgt. En dan, als alles goed gaat, aan het eind van het jaar de verdediging van mijn proefschrift.